Het handschrift “Ommelands Eer”
Van Pater Franciscus Mijleman S.J.
Missionaris der Ommelanden
1639 – 1667
Het vierde kwart van de zestiende eeuw was voor het Thesinger klooster Germania een zware tijd. In de jaren tachtig van die eeuw werd het klooster drie maal overvallen. In 1581 werd na een overval door de geuzen een aantal nonnen in gevangenschap weggevoerd; in 1582 is er sprake van plundering door Spaanse soldaten en in 1584 werd het klooster na een overval vrijwel geheel verwoest. Tien jaar later vindt op 22 juli de Reductie van Groningen plaats: de capitulatie van de stad Groningen voor het leger van Maurits van Oranje en Willem Lodewijk van Nassau-Dillenberg; het luidde de overgang in van Stad en Ommelanden naar het nieuwe protestantse bewind, gevolgd door de onteigening van alle bezittingen van de Rooms Katholieken.
Maurits van Oranje (links) en Willem lodewijk van Nassau-Dillenburg (rechts)
Het klooster Germania bezat eind zestiende eeuw ongeveer 1400 hectare; het grondbezit was geconcentreerd in Bedum, Garmerwolde, Lellens, Menkeweer, Onderwierum, Ten Boer en Thesinge. Onder Garmerwolde bezat de abdij het Rogghenvoorwerk en onder Kantens het voorwerk Barghuus.
Artikel 6 van het Tractaat van Reductie bepaalde “…dat binnen der stadt Groeninghen ende Landen gheen ander religie geëxerceert zal worden dan de gereformeerde religie, zulcx als die jegenswoordelick in de geünieerde provincien openbaarlick geëxerceerd wordt, mitz dat nyemandt in sijn consciëntie oft gewissen zal worden geinquireert, ondersocht of beswaert.”
Er is op papier sprake van grote verdraagzaamheid, maar in de praktijk kwam hier bitter weinig van terecht; een collega en tijdgenoot van Pater Mijleman, Pater Joannes Matthias van der Velde S.J. doet verslag van intimidatie, berovingen, vernielingen en heksenjacht op eventueel verborgen priesters (Bron: Narratio Historica, Archief Aartsbisdom Utrecht).
De Orde der Jezuieten nam op zich de verplichting om in de Noordelijke Nederlanden het katholicisme te laten voortbestaan en uit te breiden. In 1556, bij de dood van de stichter Ignatius van Loyola, telde de orde reeds 1000 leden. De Nederlands sprekende jezuïeten in de Vlaams-Belgische provincie namen de zorg voor de noordelijke Nederlanden op zich, waaronder Pater Mijleman.
Wie was Pater Franciscus Mijleman?
Hij werd op 15 maart 1610 geboren te Brugge. Van 1621 – 1627 volgde hij bij de Jezuiten onderwijs aan het gymnasium. Een studie aan de universiteit van Douay volgde. Na een eervolle afsluiting keerde hij terug naar Brugge om onderwijs te gaan geven. Vanwege zijn grote begaafdheid werd hem toestemming verleend theologie te gaan studeren. Na een aantal jaren besloot hij in te treden in de Orde der Jezuiten. Hij werd in 1636 ingewijd en op 28 december 1639 kwam hij in de Ommelanden aan om daar Pater Thaddaeus Wieringa (stammende uit een voorname Groninger familie) te vervangen. Pater Mijleman heeft 27 jaar in de Ommelanden gewerkt. Door het (roomse) volk werd hij Pater Frans of Oom Frans genoemd. Naast zijn missionariswerk heeft hij zich ook verdienstelijk gemaakt als schrijver: er verschenen vijf boeken in druk, twee theologieboeken en drie zangbundels.
Op 17 januari 1667 stierf Oom Frans op de bij Usquert gelegen borg Holwinde, behorende aan de familie Van Heerma. Zijn lichaam werd in de familiegrafkelder van de Van Heerma’s bijgezet.
Het handschrift “Ommelands Eer”.
Naast zijn vijf reeds genoemde werken liet Pater Mijleman een zeer merkwaardig handschrift na. Het boekwerkje bevat 68 bladzijden, waarvan blz. 20, 21 en 68 onbeschreven bleven. Blijkens de dateringen van inleiding en slot werd het geschreven tussen 13 en 19 mei 1664.
“Ommelands Eer” verscheen niet in druk; er zijn vier kopieën bekend, die uiteindelijk allemaal afkomstig zijn uit Uithuizen. Het Rijksarchief Groningen bezit een exemplaar van de hand van Pater Mijleman zelf; de auteur vermeldt dat het boekje een perkamenten omslag heeft uit een koorboek van het klooster Oldenclooster.
De inhoud.
In de inleiding geeft Pater Mijleman aan waar zijn “Ommelands Eer” over zal gaan: “….Ten dien eijnde dan sal ick dit wercksken – om geen confusie te veroorsaecken – in vijf deelen verdeelt, den goedwilligen catholijcken voorstellen.”.
Hij beschrijft dan uitvoerig wat in ieder deel zal worden besproken. In het eerste deel geeft hij uitleg over de positie van het rooms-katholieke geloof in de omliggende landen en de Ommelanden in het bijzonder. Met weemoed denkt hij terug aan gelukkiger tijden, waarin het een na het andere klooster werd gesticht en vele kerken werden gebouwd. “Och! Wat al godsdiensticheijdt in deselve aleer! Wat een eenicheijdt in religie. Wat een ijver der apostolische mannen. Wat een mildaedicheijdt van de inwoonderen tot het stigten van kercken en cloosters, soo menig in getal, soo kostelijck, soo magnifieck!” In zijn tijd is voor hem het onkruid (lees: ketterij) tussen de tarwe (het katholicisme) opgekomen, de verwoestinge van den Ommelandschen schoonen en plaisierigen acker.
Toch is hij vol optimisme. Tenslotte is het goede zaad ooit gezaaid en het geloof is sterk genoeg om tegenslag te overwinnen.
In het tweede deel geeft hij uitleg over hoe, wanneer en door welke oorzaken de ‘ketterij van Calvijn’ de overhand kon krijgen in de Stad Groningen en de Ommelanden. Luther, Calvijn, Menno krijgen ervan langs, maar ook de adel, waarvan hij zei dat ze: “… zich meest verzopen in wellusten ende dronckenschappen ende hadde geckelijcke inbeeldinge ende gevoelen, dat het heerlijck leven in verquisten bestond, ende stack tot de ooren toe in de schulden…” Ook ketterse boeken, schotschriften en beledigende gedichten, die overal werden aangeboden ziet hij als een bron van kwaad.
Het derde deel wijdt Pater Mijleman aan de staatkundige zowel als de religieuze stand van zaken in de Ommelanden. Allereerst maakt hij duidelijk wat men onder ‘Ommelanden’ dient te verstaan: “…is dat deel, ’t welcke tusschen de revieren Lauwers ende Eems van oost tot west sig verstreckt, noordwaerd van Groningen liggende.” Na een wat algemene beschrijving van het gebied, schenkt hij uitvoerig aandacht aan de stad Appingedam.
In deel vier komt Hunsingo - Hunsingoquartier - aan bod. Hij bespreekt achtereenvolgens Appingedam (in zeer algemene termen), zegel van de stad Groningen, zegel en wapen van de Ommelanden, zegel en stadswapen van Appingedam, wapen van het landschap Drenthe, Farmsum, Solwerd bij Appingedam, Katmis bij Holwierde en het Oldenclooster, de Oosterwijtwerder kerk, Leermens, ’t Zand, Zeerijp en Loppersum.
In het vijfde deel wordt het Fivelingoquartier besproken. Hij begint met Uithuizen, daarna volgen Uithuizermeeden, Stenhuisheerd (Staenhuisheem), Usquert, de boerderij Kruisstee, Rottum, het klooster Bethlehem bij Rottum, Middelstum, Huizinge, Westerwijtwerd, Stedum, Thesinge en Bedum.
Er zijn nog 6 bijlagen toegevoegd. In bijlage A vertelt hij over het Sintmaarten- en Sinterklaasfeest, in Bijlage B over zijn persoonlijke verplichtingen, zoals nachtelijke vergaderingen, het opdragen van de mis, dopen, kortom zielzorg in het algemeen. In Bijlage C vindt men een lijst van de inboedel van Franciscus Mijleman, kerkelijke zowel als huiselijke, op het land en in de Stad.
“Ommelands Eer” en Thesinge.
Op enig moment in zijn leven besloot Pater Mijleman een verslag te maken van zijn bevindingen tijdens zijn tochten door zijn werkgebied, dat zich uitstrekte van Warffum tot aan de Dollard, met Uithuizen als uitgangspunt. Hij maakte aantekeningen betreffende een aantal kerken en kloosters welke hij op zijn tochten bezocht en geeft commentaar op vele zaken die hem opvallen. Het boekje bevat tal van historische gegevens over katholieke bouwwerken en bezittingen, maar voor Mijleman is dit slechts een middel tot zijn doel: zijn Ommelander katholieken een hart onder de riem steken. Hij wil hen weer met vertrouwen in het aloude katholieke geloof vervullen, een eerste vereiste in een geïsoleerde landstreek, waar de katholieken een bijna te verwaarlozen minderheid waren geworden.
Mijleman schat het aantal katholieken in zijn werkgebied op ruim 600; Uithuizen stond met 213 katholieken aan de top.
Ten tijde van Pater Mijleman’s stiekeme bezoek aan het klooster Germania was de kloosterkerk er nog in zijn oorspronkelijke vorm: een kruiskerk (lengte 42 meter, breedte 23 meter), maar bouwkundig in zeer slechte staat. Pas in 1798 werd de kloosterkerk grotendeels afgebroken; het koor bleef behouden, het dak werd ‘vier el’ verlaagd en er werd op het dak een klokkentorentje gebouwd. Kort na 1627 werden de resten van het klooster (dus niet de kerk) afgebroken en de materialen naar de stad Groningen afgevoerd om te worden gebruikt voor de bouw van een munitiedepot en het stadhouderlijk hof. Pater Mijleman bezocht de kerk in 1641 en doet 23 jaar later, in 1664, verslag in zijn “Ommelands Eer”.
“Ick heb aldaer over 23 jaeren noch het olde orgel gesien. Temidden voor het beschot van de choor:”Sancte Benedicte pater ora pro nobis.” De choorzetels, swaer van holt uutgesneden nae gewoonte, stonden der noch al. Nota. Onder het heilige cacramentshuusjen een engel, utgehouwen uut zarck, uutvliegende, in sijne handen houdende dit opschrift:”Hic servatur verum corpus natum de Maria virgine.”.
De Latijnse teksten luiden:”Heilige vader Benedictus, bid voor ons” en “Hier wordt bewaard het ware lichaam, geboren uit de maagd Maria.” Een sacramentshuisje is de plek waar de hosties worden bewaard.
Pater Mijleman heeft in zijn “Ommelands Eer” niet gestreefd naar volledigheid; hij schetst slechts een beeld van zijn tocht door het Groninger land en wat hem daarbij opvalt:
…de weg gaat steeds te voet, omdat ik het slootjespringen ontwend ben, daar ik vóór twintig jaar mijn arm heb gebroken op weg naar een nachtelijke bijeenkomst; zo moet ik mij bovenmatige inspanning getroosten langs omwegen en oneffen paden! ….Van een paard maak ik nimmer gebruik, want dan zou ik, die hier op ’t land zeer bekend ben, langs de openbare wegen en door de kommen der dorpen moeten rijden. …Onverwacht bij zieken geroepen te worden of om kinderen te dopen, is buitengewoon vermoeiend, ja ’t vermoeiendste van alles, omdat men dan dikwijls nog niet uitgerust is van voorafgegane vermoeienis bij dag of bij nacht….
(Uit Bijlage B “Ommelands Eer”, vertaald uit het Latijn)
Op zondag 22 december brengt het Thesinger koor onder leiding van dirigent Cees Leurs een sfeervol en verrassend nieuw kerstrepertoire.
Er zijn twee concerten gepland. Het eerste om 16.00 uur en de tweede om 19.00 uur.
De entree bedraagt € 12,50. Voor kinderen tot 12 jaar is de toegang gratis.
Kaarten reserveren:
Maak het verschuldigde bedrag over op
IBAN: NL33 RBRB 0944304915
t.n.v. TheSingers
onder vermelding van: reservering kerstconcert 16.00 of 19.00 uur
Of via tj.dewit@ziggo.nl
Lees verder op de pagina Cultuur over dit concert
- Home: G&T december
- Dorpsinfo: Oud papier en afvalwijzer
- Dorpsbelangen: Nieuwsbrief December 2024
- Bedrijven: Sandra's Trimsalon
- Trefpunt: De Contactgegevens
- Verenigingen: Oranjecomité
- Toerisme: Scheuvelhoes Drinks & Bites
- Cultuur: Kerstconcert TheSingers
- Historie: De Geschiedenis van het Dorp Thesinge
- PKN: Welkom
- Feest: Algemene informatie feestweek
- Noaberstee: Woensdagmorgen 22 november geen Noaberstee
- Fotoprojecten: Thesinge in Beeld #3 ansichtkaartenset
- Home
- Dorpsinfo
- Dorpsbelangen
- Bedrijven
- Trefpunt
- Verenigingen
- Toerisme
- Cultuur
- Historie
- PKN
- Feest
- Noaberstee
- Fotoprojecten